Hoe verder met het geldstelsel?

Zes jaar geleden schreef ik op deze website een blog getiteld ‘Geldcreatie mainstreamen’. Dit is inmiddels aardig gelukt. Onlangs publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het rapport ‘Geld en Schuld’. Het rapport is geschreven naar aanleiding van burgerinitatief Ons Geld waarvan ik een van de initiatiefnemers was.

Op Follow the Money publiceerde ik vandaag het artikel ‘Hoe verder met het geldstelsel?’ over dit rapport, lobby, monetaire ongeletterheid en vervolgstappen. Een logische vervolgstap is naar mijn mening het ontwikkelen en geleidelijk implementeren van digital contant geld. In het artikel vraag ik mij af wie de werkelijke radicalen zijn: “zij die vasthouden aan het monetair-financieel systeem van het industriële tijdperk en niet willen experimenteren, of zij die stapsgewijs willen moderniseren naar het digitale tijdperk?” Vorige maand verscheen er een langer artikel getiteld ‘Tijd voor transitie van financieel-monetair syteem naar digitaal tijdperk’ in Economisch Statistische Berichten.

Komende zaterdagmiddag (23 februari van 15-17:30 uur) mede-organiseer ik een conferentie in Carré. Wetenschappers, activisten, politici en theatermakers zullen het podium betreden. Meer informatie is te vinden op de website van Ons Geld. De trouwe volgers van dit blog, bied ik twee gratis kaarten aan. Stuur mij even een mail indien je hier gebruik van wilt maken. Wordt vervolgd.

Recensie Doughnut Economics

Vorige maand publiceerde Oxford-onderzoeker Kate Raworth haar boek Doughnut Economics (2017). Naar aanleiding van dat boek noemde George Monbiot Raworth in The Guardian de ‘John Maynard Keynes van de 21e eeuw’. Zelf zou ik niet zo ver willen gaan, maar Doughnut Economics is wel een aanrader voor eenieder die op zoek is naar kennis over de ‘nieuwe economie’.

Raworth begint haar boek met verschillende voorbeelden van de wereldwijde opstand in het economie-onderwijs. Zo beschrijft ze bijvoorbeeld hoe studenten uit protest massaal het college van Gregory Mankiw, de auteur van het meest gebruikte boek in de macro-economie, uit liepen; ook gaat ze in op het International Student Initiative for Pluralism in Economics. De conclusie van Raworth: ‘no other academic discipline has managed to provoke its own students into worldwide revolt’ — alleen in de economie zijn studenten massaal aan het protesteren geslagen. Met andere woorden, er is behoefte aan fundamentele verandering in het economie-onderwijs.

Volgens Raworth zijn de universiteiten en tijdschriften die de economische ‘top’ vormen echter juist degenen die het minst tot verandering bereid zijn: zij blijven vasthouden aan het smalle neoklassieke denkkader. Recent onderzoek naar bacheloropleidingen in Nederland toont aan dat neoklassieke economische theorie ook hier nog steeds domineert. Slechts 23,8 procent van de tijd wordt besteed aan andere economische scholen.

Maar Raworth laat het niet bij haar kritiek op het dogma van de economische opleidingen. Ze neemt namelijk ook het masker af van het huidige economisch denken. In heldere taal legt ze uit waarom de focus op BBP-groei, neoklassieke economische theorie en neoliberalisme in de 21e eeuw niet meer voldoen. Daarnaast herdefinieert ze de taak van economen: Economen moeten in haar ogen niet langer hun tijd besteden aan het ontdekken van “wetten”, maar zich richten op het ontwerpen van distributieve en regeneratieve systemen.

Afbeeldingen staan centraal in het betoog van Raworth, en met reden. Die moeten namelijk een bijdrage leveren aan de transitie van ‘oud’ naar ‘nieuw’ economisch denken. De belangrijkste visualisatie is deze doughnut, die het Bruto Binnenlands Product zou moeten vervangen als graadmeter voor de welvaart in een land:


De binnenste ring definieert elf basisvoorzieningen waar ieder mens recht op heeft; de buitenste ring geeft negen planetaire grenzen weer. Volgens Raworth is de doelstelling van de mensheid in de 21e eeuw om binnen het ‘rechtvaardige en veilige’ deel van de doughnut te komen en te blijven. Naast de donut komt Raworth met nog zes nieuwe visualisaties voor economen in de 21e eeuw; de meeste zijn reeds te vinden op haar website.

Een van de scherpste passages is de ontmaskering van de claim van waardevrije economische theorie. Raworth gaat terug naar onder andere Jeremy Bentham (1748-1832), William Stanley Jevons (1835-1882) en Léon Walras (1834-1910). Die laatste twee gebruikten Bentham’s filosofie van het utilitarisme als basis voor de economische theorie die tegenwoordig de neoklassieke wordt genoemd.

Raworth legt niet alleen uit hoe deze theorie aanneemt dat ieder mens op rationale wijze zijn of haar onverzadigbare behoeften probeert te vervullen (homo economicus), maar laat ook zien hoe deze theorie uiteindelijk verheven is tot een normatief model voor het gedrag van economische actoren: Individuen en bedrijven maximaliseren namelijk niet alleen respectievelijk hun nut en hun winst (descriptief), maar volgens de neoklassieke economie moeten ze dit ook doen (prescriptief). Neoklassieke theorie is dus niet waardevrij, zoals soms wordt gesteld; het is juist normatief.

Om nieuw economisch denken te realiseren, stelt Raworth voor het nauwe mensbeeld van de homo economicus te vervangen door één dat gebaseerd is op wederkerigheid, veranderende waarden, onderlinge afhankelijkheid en verbondenheid met de natuur.

Ook stelt Raworth voor niet langer te wachten op het moment waarop economische groei vanzelf ongelijkheid oplost. Dit moment, zo stelt ze, zal simpelweg nooit komen. In plaats daarvan oppert Raworth de economie ‘distributief’ in te richten, door onder andere de implementatie van een maximum inkomen, nieuwe (juridische) organisatiestructuren, verschillende manieren om kennis gemeenschappelijk te maken, een kortere werkweek en een wereldwijd belastingsysteem voor bedrijven.

Raworth toont inzicht door te stellen dat sommige van haar belastingvoorstellen op dit moment onhaalbaar klinken en vervolgens te benadrukken dat veel ooit onhaalbare ideeën — bijvoorbeeld de afschaffing van slavernij en kiesrecht voor vrouwen — inmiddels onvermijdelijk zijn gebleken. Raworth verwacht dat de 21e eeuw de eeuw van het ‘planetaire huishouden’ wordt, en dat globale belastingheffing daarin onvermijdelijk gaat zijn.

Tot slot moet de economie volgens Raworth niet alleen distributief zijn, maar ook regeneratief. Dus niet ‘nu groeien en later opruimen’, maar meteen het goede doen. We moeten dus zo spoedig mogelijk van een degeneratieve industriële economie naar een regeneratieve circulaire economie.

Om zo’n economie te bereiken is het nodig dat bedrijven en financiers hun doelen bijstellen: het doel dient niet langer winstmaximalisatie of maximale aandeelhouderswaarde te zijn. In plaats daarvan moeten we naar een waarde die gedreven wordt door ambitie en langetermijndenken. Voor de 21e-eeuwse econoom ziet Raworth een rol weggelegd in het ontwerpen van economisch beleid dat dit mogelijk maakt.

Mijn voornaamste kritiekpunt op Raworth is dat ze het individu soms wat uit het oog verliest. Waar neoklassieke economie faalt door methodologisch individualisme, vergeet Raworth het individu soms überhaupt te noemen. Daarnaast zou Raworth’s analyse sterker worden indien ze expliciet onderscheid zou maken tussen economische doelstellingen (circulaire productieprocessen) en niet-economische doelstellingen (hoogwaardig onderwijs en zorg). Desondanks is Doughnut Economics een meesterlijk boek over nieuw economisch denken en de perfecte handleiding voor studenten om met hun (neoklassiek) economische professoren in gesprek te gaan. Lezen dus.

Deze recensie verscheen eerder op Follow the Money.

Wordt Brede Welvaart serieus genomen?

Met collega’s van het Platform DSE, met name Gerrit Stegehuis, becommentarieerde ik afgelopen week de resultaten van de commissie Brede Welvaart. Hieronder onze reactie.

Na decennia van onderzoeken, discussiëren en twijfelen, dienen politici zich nu écht uit te spreken voor de Monitor Brede Welvaart vindt het Platform Duurzame en Solidaire Economie. Het economisch debat beperken tot enkel monetaire waarden is simpelweg niet meer van deze tijd. Andere waarden zijn op z’n minst even belangrijk.

In april presenteerde de tijdelijke commissie Brede Welvaart haar eindrapport. De commissie deed onderzoek naar wat het bruto binnenlands product (BBP) wel en niet meet, welke invloed het heeft bij het bepalen van beleid, en hoe brede welvaart beter gemeten kan worden. Direct na het uitkomen van het rapport heeft Platform DSE een reactie gepubliceerd onder het motto: goed rapport, maar verandert het beleid? De commissie heeft nu de ruim 60 vragen van Kamerleden beantwoord ter voorbereiding op het debat tussen commissie en Kamer, dat mogelijk nog voor de zomer wordt gehouden.

In onze eerste reactie reageerden wij positief op het voornemen jaarlijks een Monitor Brede Welvaart  te publiceren en te bespreken in de Tweede Kamer. Teleurgesteld waren wij vooral over de centrale plaats die het Bruto Binnenlands Product (BBP) blijft houden in rapportage en bepaling van het beleid, en over het ontbreken van een koppeling tussen de Monitor Brede Welvaart en de Macro Economische Verkenning (MEV).

Ook de antwoorden op de Kamervragen van de commissie zijn teleurstellend, omdat:

  1. het BBP nog steeds een robuuste indicator wordt genoemd om de omvang van de economie in kaart te brengen. Het BBP brengt echter hoogstens de omvang van de monetaire economie in kaart, alle niet-betaalde activiteiten en onttrokken waarden blijven volkomen buiten beeld;
  2. het BBP door de commissie belangrijk wordt geacht, omdat het – tot op zekere hoogte – mogelijk is de effecten van beleidsvoorstellen op het BBP door te rekenen. De commissie wil zich niet uitspreken over de vraag of economische groei, ofwel groei van het BBP, wenselijk is, maar de MEV moet wel vooral díe beleidsvoorstellen bevatten, waarvan de effecten op de groei van het BBP met de beschikbare modellen doorgerekend kunnen worden. Beleidsvoorstellen m.b.t. brede welvaart zouden daarom niet in de MEV thuishoren;
  3. de Ecologische Voetafdruk wordt afgewezen als indicator omdat het een samengestelde indicator is. Dat geldt net zo goed voor het BBP. Maar de Voetafdruk kan eenvoudig weer opgedeeld worden in de CO2-voetafdruk en de ruimtegebruik-voetafdruk. Ook werkt de commissie liever met ‘objectieve’ indicatoren dan met ‘subjectieve’, maar bij de samenstelling van het BBP worden allerlei keuzes gemaakt en schattingen gedaan die onmogelijk allemaal ‘objectief’ genoemd kunnen worden. Niet elk bezwaar telt overal even zwaar;
  4. de commissie in de antwoorden een aantal keren zegt dat het belangrijk is dat het onderwerp brede welvaart ‘meer aandacht krijgt’. Deze slappe formulering bevestigt het beeld dat er wel over brede welvaart kan worden gerapporteerd en gedebatteerd, maar dat het échte beleid gewoon wordt gemaakt op basis van de financieel-economische ‘feiten’ zoals gepresenteerd in de MEV.

De commissie was breed samengesteld, en is met een unaniem rapport gekomen. Dat is op zich een prestatie, maar Platform DSE vreest dat het gevolg is dat er fundamenteel niets verandert. Er wordt al decennia onderzocht, gepraat en getwijfeld. We krijgen nu een ‘leuk’ jaarlijks debat over de Monitor Brede Welvaart in mei, en vervolgens wordt in september als vanouds beleid gemaakt op grond van de MEV, dat moet leiden tot groei van het BBP. Effecten van beleidsvoorstellen die niet in de modellen passen spelen dan geen rol.

De commissie wil wel dat er onderzoek wordt gedaan naar het effect van voorgenomen beleid op dimensies van brede welvaart, maar we hebben niet meer de luxe om daarop te wachten. Wij lijken een confrontatie met een te grote mondiale Voetafdruk en extreme ongelijkheid niet aan te durven. Laat de planbureaus in de MEV daarom op basis van de nu beschikbare kennis maar aangeven wat de verwachte effecten van voorgenomen beleid zijn op indicatoren als de voetafdruk, ongelijkheid, luchtkwaliteit, uitputting van grondstoffen en allerlei andere indicatoren die de commissie ook niet heeft genoemd. Het wordt tijd dat het BBP een ondergeschikte rol gaat spelen. De commissie heeft de eenheid bewaard door een apolitiek rapport te schrijven, nu dienen politici zich uit te spreken zodat wij weten welke waarden zij écht belangrijk vinden.

The End of Banking

Last week Paul Buitink and I interviewed the two authors of The End of Banking (2014), a thought-provoking book I read about a year ago. The authors write under the pseudonym Jonathan McMillan; one of them is Swiss economist and journalist Jürg Müller, the other is a New York based investment banker. We discussed topics as money creation out of credit, shadow banking, full reserve banking and their proposal for a new systemic solvency rule.

I do recommend this interview and their book for two reasons. First, the authors understand how the digital revolution is changing money, credit and banking. Second, the authors attempt to tackle the problem at the fundamental level of accounting. The End of Banking clearly explains how banking got out of control in the digital age and how information technology can be used to implement a more stable financial system. By using balance sheets McMillan shows how traditional banking and shadow banking work and are interconnected. Today, information technology allows banking over a series of interlinked balance sheet; i.e. banking is not dependent on banks anymore. Every company with a balance sheet or group of companies with different balance sheets can create money out of credit by applying the six financial techniques of banking. According to McMillan, in the digital age credit became extremely mobile, and this is why for example capital requirements no longer work.

McMillan argues that we need a political response to unconstrained banking and suggest that we have to end banking; i.e. we have to end the creation of money out of credit. The authors explain how a financial system without banking can work. They propose to split money (public sphere) and credit (private sphere), and to introduce two new monetary tools: a liquidity fee and an unconditional income. Moreover, to prevent money creation out of credit the authors propose a new systemic solvency rule:

The value of the real assets of a company has to be greater than or equal to the value of the company’s liabilities in the worst financial state. (p. 147)

Although it is at this moment hard to understand how this systemic solvency rule would work in practice, McMillan attempt to tackle banking at the level of accounting seems to be the right approach. More research has to be done to fully understand the consequences, but in my opinion The End of Banking is a fundamental contribution to the debate on the future of money.

Rondetafelgesprek geldstelsel

Afgelopen woensdag nam ik als een van de initiatiefnemers van het burgerinitiatief Ons Geld deel aan het rondetafelgesprek over het geldstelsel in de Tweede Kamer (boven de beelden). Volgens ons zijn er mogelijkheden het financieel-monetair systeem fundamenteel te verbeteren. Om onze ideeën te verhelderen, hebben we verschillende position papers ingediend (hier te vinden). Hieronder mijn position paper dat zich vooral richt op de randvoorwaarden voor een zinvol maatschappelijk en politiek gesprek over het geldstelsel.

Position Paper Rondetafel Geldstelsel
Martijn Jeroen van der Linden, TU Delft/ Economics of Technology and Innovation, oktober 2015

In de jaren na de financiële crisis van 2007/8 heeft de politiek diverse maatregelen genomen om het financieel-monetair systeem te stabiliseren; voorbeelden zijn meer en gedetailleerder toezicht, het verhogen van kapitaalratio’s en het wijzigen van beloningsstructuren. Burgerinitiatief Ons Geld stelt dat deze maatregelen onvoldoende zijn. Aanhoudende financiële instabiliteit, onveranderd hoge schulden (McKinsey 2015) en de digitalisering van geld vragen om een fundamenteler maatschappelijk en politiek gesprek over de inrichting van het geldstelsel, en om structurele verbetering.

Diverse onderzoekers (Yamaguchi 2011; Benes & Kumhof 2012, 2013; Chamley, Kotlikoff & Polemarchakis 2012; Jackson & Dyson 2013; Daly 2013; Huber 2013; Martin 2013; Bjerg 2014; Joób 2014; Wolf 2014; Positive Money 2014; McMillan 2014; van Egmond & de Vries 2015; Sigurjonsson 2015) en actiegroepen (verenigd in de International Movement for Monetary Reform) hebben de afgelopen jaren monetaire hervorming voorgesteld. De voorstellen verschillen in detail, maar stellen op hoofdlijn hetzelfde voor: (a) het splitsen van geldcreatie en kredietverlening; en (b) het verplaatsen van het privilege op geldcreatie van private banken naar een publieke instelling.

In het verleden hebben zowel vrije-markteconomen als meer staat-georiënteerde economen op basis van economische argumenten voorgesteld geldcreatie door private banken te beëindigen en geld en krediet te splitsen (o.a. Irving Fischer en Milton Friedman; zie Lainà 2015 voor historisch overzicht). In de jaren na de beurscrash van 1929 stond monetaire hervorming zelfs hoog op de politieke agenda in de Verenigde Staten. Onder andere door bestuurlijke blunders en een slecht geïnformeerd publiek werd in 1933 echter gekozen voor de Glass-Steagall Act (Phillips 1992).

Ondanks aanhoudende marktinterventies en marktmanipulaties door staten en centrale banken, onveranderd hoge schulden en onvrede over banken onder brede lagen van de bevolking heeft het maatschappelijk en politiek gesprek over het geldstelsel in de nasleep van de crisis van 2007/8 (nog) niet hetzelfde niveau bereikt als in de jaren 1930 in de Verenigde Staten. Naar mijn mening zijn er ten minste drie redenen waarom een fundamenteel maatschappelijk en politiek gesprek over de inrichting van het geldstelsel tot op heden niet heeft plaatsgevonden. Deze redenen zijn tevens randvoorwaarden voor een gedegen maatschappelijk gesprek:

  1. Financiële ongeletterdheid. Onderzoek (Cobden 2010, Dods 2014, Nietlisbach 2015) toont aan dat financiële geletterdheid laag is in Europese landen. Zo denkt 73% van de Zwitsers ten onrechte dat de Zwitserse staat en/of centrale bank al het geld creëert (Nietlisbach 2015) en weet slechts 12% van de Britse parlementsleden dat bankleningen nieuw geld creëren, 71% denkt ten onrechte dat de overheid al het geld schept (Dods 2014). Er zijn geen aanwijzingen dat financiële geletterdheid in Nederland en andere Europese landen hoger is.
  2. Onvolkomenheden in de economische wetenschap. Diverse economen (o.a. Goodhart 1984, Turner 2013, Coe & Pettifor 2014 en Werner 2014) stellen dat economische theorieën en studieboeken geld(creatie) en bankieren vaak onnauwkeurig, en zelfs onjuist beschrijven. Vorig jaar bevestigde de Bank of England dit: “rather than banks lending out deposits that are placed with them, the act of lending creates deposits — the reverse of the sequence typically described in textbooks” (McLeay e.a. 2014). Ook de voor- en nadelen van verschillende geldstelsel krijgen in de economische wetenschap weinig aandacht.
  3. De verstrengeling van de financiële sector, economische wetenschap, politiek en toezichthouders. De grote invloed van private banken op democratische instellingen lijkt een gedegen politiek en maatschappelijk gesprek over de inrichting van het geldstelsel te verstoren. Alleen in Brussel zijn bijvoorbeeld 1700 financieel lobbyisten actief (CEO 2014). Daarnaast hebben diverse oud-politici, oud-toezichthouders en economische wetenschappers goedbetaalde banen en opdrachten bij banken en andere financiële instellingen (zie o.a. Engelen e.a. 2011).

Burgerinitiatief Ons Geld wil een transparant maatschappelijk en politiek gesprek over de inrichting van het geldstelsel in Nederland en Europa op gang brengen, en structurele verbetering. De recente digitalisering van geld heeft de implementatie van monetaire hervorming aanzienlijk vereenvoudigd.

Naar mijn mening dient de Tweede Kamer een partij-overstijgend proces te starten dat kan leiden tot monetaire hervorming (zie ook procedurele aanbevelingen in initiatieftekst, Wortmann 2015: 18-19). Dit proces zou vier doelen kunnen hebben: (1) het beschrijven van en consensus krijgen over de werking van het huidige geldstelsel; (2) het formuleren van principes waaraan het geldstelsel zou moeten voldoen; welke rol dienen geld en krediet in onze economie en maatschappij te vervullen?; (3) het onderzoeken welk geldstelsel het beste aansluit bij de geformuleerde principes en welke mogelijkheden ICT en digitalisering bieden; en (4) het beschrijven van verschillende transitiepaden. Op basis van deze informatie zou de Tweede Kamer een besluit kunnen nemen over de inrichting van het geldstelsel. De initiatiefnemers van Burgerinitiatief zijn vanzelfsprekend bereid aan dit boeiende proces mee te werken.

Pdf versie position paper (inclusief referenties)

Voorbij de orthodoxie

Afgelopen week schreef ik een artikel over Griekenland voor Follow the Money. Nu ook hier te lezen.

der-spiegel-pleit-voor-griekse-exit-uit-euro

Om economische stabiliteit, democratie en eenheid in Europa te verwezenlijken, dienen alternatieven die ver buiten de huidige orthodoxie liggen overwogen te worden. Maar alvorens alternatieven te ontwikkelen, dienen we vier lessen te trekken uit de Griekse crisis.

Ten eerste, een monetaire unie zonder politieke unie is onmogelijk. In het Verdrag van Maastricht is vastgelegd dat Eurolanden niet rechtstreeks mogen lenen van de ECB. Hiermee hebben de afzonderlijke lidstaten afstand gedaan, vaak zonder het echt te beseffen, van hun politieke soevereiniteit. In 1992 stelde Wynne Godley in het artikel Maastricht and All That dat het opgeven van de macht op geldcreatie een land de status van regio of kolonie geeft. Regionale autoriteiten kunnen niet langer devalueren, verliezen het recht om tekorten te financieren met nieuw geld en moeten voor andere vormen van financiering naar het centrale gezag, de Trojka in dit geval.

Kortom, de keuze is nu: 1) het opheffen van de euro en terug naar nationale soevereiniteit en nationale munten; of 2) met de euro naar een Europese federatie met een centrale Europese overheid, een Europees fiscaal stelsel, een Europees economisch beleid en enkel Europese obligaties. In zo’n federatie heeft de Europese overheid rechtstreeks toegang tot de ECB en kunnen onevenwichtigheden (gedeeltelijk) worden hersteld via het fiscale systeem. Net zoals er in Duitsland al decennia geld stroomt van rijke deelstaten als Beieren, Hessen en Hamburg naar armere, met name Oost-Duitse, deelstaten, zou dit ook op Europees niveau dienen te gebeuren. Of dit wenselijk is, is een politieke keuze. De vraag die aan Europese burgers dient te worden voorgelegd is: wilt u inwoner van de Verenigde Staten van Europe worden of behoudt u liever uw eigen nationaliteit?

Ten tweede, de Griekse crisis laat zien dat het huidige banksysteem met twee soorten geld, girale bankdeposito’s en chartaal geld (cash), inherent instabiel is. In tijden van crisis, is een bank run onvermijdelijk. De huidige afhankelijkheid van de geldhoeveelheid en het betalingsverkeer van private banken is onwenselijk en onnodig.

Ten derde, centrale banken zijn niet neutraal en onafhankelijk. Toen de Grieken afgelopen weken hun bankdeposito’s wilden omwisselen voor cash, faciliteerde de ECB dit niet. In 1873 schreef Walter Bagehot in Lombard Street dat een centrale bank “quickly, freely, and readily” moet lenen aan solvabele banken. Ofwel, indien de ECB van mening is dat de Griekse banken solvabel zijn, moet zij liquiditeit verschaffen; indien zij van mening is dat de Griekse banken insolvabel zijn, moet zij dwingen tot herkapitalisatie. Meer smaken zijn er niet. De Europese centrale bankiers kozen voor 60 euro per dag. Een politieke keuze.

Ten vierde, zonder een echt alternatief is onderhandelen kansloos. Tsipras raadpleegde de Griekse kiezers en kreeg ‘nee’. Met een ‘nee’ kon hij echter niets. Nog steeds had hij geen concreet alternatief. De Griekse onderhandelingspositie verslechterde zelfs. In plaats van tijd te steken in het organiseren van een ‘nee’ referendum, het opstellen van en onderhandelen over onrealistische hervormingsvoorstellen, hadden Tsipras, Varoufakis en de overige Europese politici beter kunnen werken aan alternatieve scenario’s. Waarom is dit de afgelopen maanden niet gebeurd? Waarom ligt er geen uitgewerkt voorstel om de drachme weer in te voeren? Twee jaar geleden schreef Varoufakis dat een democratisch gecontroleerde centrale bank onze beste hoop is voor een vorm van geld die er voor en door mensen is. Goed idee? De Grieken hadden ook een Soevereign Money voorstel kunnen uitwerken zoals het burgerinitiatief Ons Geld in Nederland bepleit. Waarom zijn deze scenario’s niet in het Griekse parlement en de Euro-groep besproken?

De grootste hindernis naar monetaire en politieke vernieuwing is de huidige orthodoxie. Europese leiders en financiële machthebbers hebben een duidelijke boodschap verspreid: There Is No Alternative. Groepen als Syriza en Podemos zijn vooral tegen, maar weten ook geen echt alternatief te formuleren. Zeker niet op monetair gebied. Dat is jammer, want fundamenteel andere monetaire systemen zijn mogelijk. Zeker met behulp van ICT en digitalisering.

Tot slot, een alternatief. Stel dat de Grieken de euro alsnog verlaten en besluiten de eigen centrale bank democratiseren. Alle Grieken krijgen een aandeel en betaalrekening bij deze bank. Euro’s worden geconverteerd in drachmen en verplaatst naar de centrale bank. De geldhoeveelheid en het betaalsysteem zijn hiermee gered en losgekoppeld van private banken. Vervolgens creëert de Griekse centrale bank een beperkte hoeveelheid schuldvrij geld om de economie een impuls te geven. Dit geld komt in omloop via investeringen in duurzame infrastructuur of een burgerdividend. Tegelijkertijd wordt een netwerk van regionale, bij voorkeur coöperatieve, banken opgericht en worden peer-to-peer leenplatformen geïmplementeerd. Alle kredietverstrekkers gaan werken volgens het principe van full reserve banking: zij halen eerst geld op en lenen dit vervolgens uit aan ondernemers. Geldcreatie uit krediet, de kern van privaat bankieren, is niet langer toegestaan. Regelgeving en overleg zorgen ervoor dat krediet enkel naar productieve investeringen gaat. Indien de productiviteit stijgt, creëert de centrale bank meer geld. Dit geld komt in omloop via een burgerdividend. Een egalitair, transparant en effectief monetair instrument. De kans is groot dat de Griekse economie herstelt. Op termijn zijn de Grieken een voorbeeld omdat zij hebben aangetoond hoe het monetaire systeem gedemocratiseerd kan worden. De grootste hindernis naar zo’n democratisch aangestuurd monetair systeem is de huidige orthodoxie. Alternatieve theorieën en technologieën zijn aanwezig, maar worden niet benut. Dat is de ware crisis.

Briljant theater: Casino Royale

20150708_173625_resized_1

Vanmiddag bezocht ik het theaterstuk Casino Royale op de Parade. In één woord briljant. Suver Nuver haalt echt alles uit de kast. Peer van den Berg, Dette Glashouwer en Henk Zwart zetten humor, intellect, ranzigheid en bizarre fratsen in om onze financiële moraal en het huidige financiële stelsel uit te beelden. Ze worden daarbij geassisteerd door drie spelers van het volksoperahuis. De ondertitel van Casino Royale is veelzeggend: “Je weet dat je belazerd wordt, maar het is heerlijk”.

Ik heb Dette de afgelopen jaren vrij goed leren kennen en weet hoe hard zij heeft gestudeerd om geld, banken en economie te begrijpen. Het resultaat mag er zijn. Haar vorige stukken waren goed, Casino Royale is mijn ziens echter een volgende stap. Het stuk is inhoudelijk messcherp, radicaal, obsceen, confronterend en vol humor. De foto’s spreken denk ik voor zich. Kortom, gaat allen kijken op de Parade (Den Haag 6 t/m 9 juli, Utrecht 17 t/m 20 juli en Amsterdam 19 t/m 23 augustus). Dit mag u niet missen.

20150708_173355_resized_1

20150708_172924_resized_1

20150708_173109_resized_1

Kapitalisme 3.0

9200000044666999

Een paar maanden geleden ontmoette ik Herman Gels voor de eerste keer. Sindsdien hebben we een aantal keer van gedachten gewisseld over geld, bankieren en economisch denken. Deze blog gaat over zijn nieuwe boek getiteld Kapitalisme 3.0: voor een menswaardiger samenleving. In dit toegankelijk geschreven boek pleit hij voor radicale verandering en spoort hij ondernemers aan zelf in actie te komen, en niet (langer) te achten op de politiek, de banken en de wetenschap. Het boek is te koop via Van Stockum internetboekhandel en bol.com; de pfd is gratis beschikbaar.

“Bij structurele onevenwichtigheden moeten we”, volgens Gels, “niet de economische verschijnselen zelf, maar primair onze eigen ideeën en opvattingen herzien” (p131). In dit boek onderzoekt Gels onze opvattingen over neoklassiek economisch denken, markten en geld. Hij uit met name fundamentele kritiek op het huidige marktfundamentalisme. Zijn kritiek is grotendeels gebaseerd op het werk van George Soros. Deze belegger en filantroop heeft onder andere gesteld dat “een van de ernstige tekortkomingen van het mondiale kapitalistische stelsel is dat het marktmechanisme het profijtbeginsel heeft laten doordringen tot terreinen waar het eigenlijk niet thuishoort” (geciteerd in Gels 2015: 206).

Zowel Soros als Gels stellen dat het huidige marktfundamentalisme naïef en onlogisch is, en dat monetaire waarden geen adequate basis vormen voor sociale cohesie. We moeten dus op zoek naar een nieuwe basis. Gels vindt deze basis bij de werken van Rudolf Steiner (1861-1925) en diens sociale driegeleding. Het centrale vertrekpunt van deze maatschappijvisie is een scheiding van het geestesleven, het rechtsleven en het economisch leven. Deze drie gebieden dienen vervolgens gebaseerd te worden op verschillende beginselen. Volgens Steiner en Gels hoort het vrijheidsbeginsel thuis in het geestes- of culturele leven; het gelijkwaardigheidsbeginsel in het rechts- of sociale leven; en het broederlijkheidsbeginsel in het economische of materiële leven. Deze driegeleding met bijbehorende beginselen is de basis van de door Gels aangedragen oplossing.

Vervolgens stelt Geld dat geld veel meer is dan een ruilmiddel. Geld is “een vorm van levensenergie voor het sociale organisme” (p141). Geld moet circuleren binnen en tussen de verschillende gebieden van de maatschappij, en dient te metamorfoseren van kopen, via lenen, in schenken. Om een menswaardiger samenleving te bereiken, dienen we, volgens Gels, inzicht te krijgen in geldstromen. Op deze manier kunnen we evenwicht en gezondheid van het sociale organisme bevorderen of zelfs herstellen.

Na dit politieke en macro economische verhaal, richt Gels zich (in mijn ogen wat plots) tot ondernemers. Zij kunnen verandering realiseren. Gels stelt voor om een kwalitatief ordeningsprincipe toe te voegen aan de huidige, kwantitatieve, balans en resultatenrekening. Dit zou niet alleen leiden tot een andere beeld van de financiële werkelijkheid, maar ook tot andere beslismomenten en beslissingen. Gels stelt voor een materiële deelbalans gericht op objecten en goederen, een sociale deelbalans gericht op afspraken en een culturele deelbalans gericht op ontwikkelingen te introduceren. Elke deelbalans moet afzonderlijk in evenwicht zijn. In detail legt Gels uit hoe deze deelbalansen en resultatenrekening eruit zouden kunnen zien.

Vervolgens keert Gels terug naar  politiek en macro economie, en stelt hij enkele radicale maatregelen voor. Zo oppert hij handel in BV’s, NV’s en andere rechtsvormen grondwettelijk te verbieden (p255), een maximum hoogte voor privévermogen en een maximum looptijd voor privévermogen in te voeren (p270), aandelenbeurzen inclusief flitshandel op te heffen (p270), de overgang naar één wereldvaluta te bevorderen (p271) en een behoefte inkomen te implementeren (p272). Voor de meeste van ons zullen dit (te) radicale voorstellen zijn; echter, voor degenen die op zoek zijn naar een nieuw economisch paradigma zijn het interessante openingen.

In het algemeen ben ik het met Gels eens; namelijk, een alternatief voor neoklassieke economisch denken dient ontwikkeld te worden. De mens is geen homo economicus die altijd doelbewust en rationeel in eigen belang handelt en zijn nut voortdurend probeert te maximaliseren. Pas indien we een economisch paradigma hebben dat gebaseerd is op een realistischer beeld van de mens, lijkt de volgende stap in menselijke ontwikkeling mogelijk. Kapitalisme 3.0 is een aanzet om tot een ander paradigma te komen. Ik ben het zeker niet met alle afzonderlijke voorstellen eens, maar denk wel dat Gels zijn denkbeelden meer aandacht en onderzoek verdienen. Ook ben ik zeer benieuwd of de drie deelbalansen in de praktijk werken voor ondernemers. Indien u praktijkvoorbeelden kent, hoor ik het graag.

Alles wat je moet weten over GELD

lunchlezing Geld (met SG)

De afgelopen weken heb ik bij vier studieverenigingen van de TU Delft een Studium Generale lunchlezing verzorgd over geld, krediet en bankieren. Veel positieve reacties ontvangen van studenten. In zo eenvoudig mogelijke termen heb ik geld proberen uit te leggen. Helaas kan jargon niet altijd worden vermeden. Zeker schaduwbankieren is omgeven met lastige terminologie (money market mutual funds, credit debt obligations, asset backed securities, etc). Na de zomer volgen er waarschijnlijk nog een paar lezingen op de TUD. In de tussentijd gaat mijn promotieonderzoek naar de doelen en de toekomst van geld gewoon door. Digitalisering en ICT bieden kansen geld opnieuw in te richten.